Hoofdstuk 1 Thijs het Junior reddertje
Het was de laatste schooldag voor de kerstvakantie. Thijs, een kleine donkerblonde jongen, met lichtblauwe ogen en een sportief uiterlijk, reed op zijn fiets in z’n eentje naar huis. Om thuis te komen moest hij over een rustige dijk fietsen die langs zijn huis liep. Voor hem reed een meisje, hij herkende haar. Zij zat al in groep 8, terwijl hij nog maar in groep 4 zat. Maar Thijs was al wel 9 jaar oud.
Terwijl ze beiden rustig aan doorfietsen over de besneeuwde dijk begint het meisje voor hem plots raar te slingeren. Thijs ziet het en gaat al langzamer fietsen. Ook hij merkt dat het gladder begint te worden op het stuk dijk waar hij nu fietst. Terwijl hij zich op de weg voor hem concentreert om te voorkomen dat hij valt, hoort hij een knal.
Snel kijkt hij op, waardoor hij zelf ook bijna valt. Thijs ziet dat het meisje voor hem gevallen is. Snel zet hij z’n voeten op de grond en glibbert naar haar toe met zijn fiets aan de hand. Ze ligt huilend op de grond met de fiets boven op haar rechter been. Hij ziet dat het been onder het bloed zit. Snel legt hij zijn fiets naast haar op de grond en loopt naar haar fiets toe. “Kom, ik zal je helpen.” Het meisje kijkt hem dankbaar aan terwijl hij het handvat van haar fiets vast pakt. “Het was ineens glad, hè. Ik zag je vallen.” Terwijl Thijs begint met de fiets voorzichtig omhoog te trekken begint het meisje te praten: “Ik ben blij dat je me kan helpen, want m’n been doet echt ontzettend veel….aaauu!!!…” Snel laat Thijs de fiets los. “…pijn.” Met een geschrokken gezicht stamelt hij: “Sorry, ik wilde je geen pijn doen.” Het meisje kijkt hem aan en zegt: “Geeft niks! Je doet je best om te helpen.”
Vervolgens probeert ze het gesprek maar snel op iets anders te brengen door over school te praten. Ondertussen heeft Thijs nog steeds geen idee hoe hij het meisje moet helpen en hij begint een beetje in paniek te raken. Want er is verder op de dijk helemaal niemand te zien, en de broek van het meisje begint steeds roder te worden van het bloed. Ondertussen bazelt ze maar door, terwijl Thijs de helft niet hoort.
Plotseling schrikt hij op, doordat ze een beetje chagrijnig begint te klinken. “Nou zeg, je doet niks, je staat maar voor je uit te staren en je antwoord niet eens op m’n vragen. Vroeg je net wat hoor.” Thijs begint weer te bazelen.
Terwijl het meisje doorgaat met tegen hem praten en Thijs doorgaat met bazelen komt er een jongen van een jaar of 18 een eindje verderop de dijk op gereden en rijdt hun kant op. Zodra hij bij de twee aangekomen is stapt hij af en vraagt aan Thijs wat er gebeurd is. Maar Thijs kan nog steeds geen woord uitkramen.
Vervolgens draait hij zich naar het meisje en nog voor hij wat aan haar kan vragen begint ze al met praten. Ze vertelt hem dat ze uitgegleden is en dat haar rechter been pijn doet en dat ‘die jongen die daar staat’, want ze weet zijn naam niet, eerst geprobeerd heeft haar te helpen maar dat hij plotseling gewoon helemaal niets meer deed. “Nu ben ik er om je te helpen, ik ben Tom, hoe heet jij?” vraag hij aan het meisje. “Nienke.” Vervolgens gaat hij als een echte EHBO’er verder. “Nou Nienke, nu moet je even goed luisteren, ik ga zorgen dat je in het ziekenhuis komt. Want dat been van je ziet er niet goed uit. Maar eerst gaan we proberen je fiets van je af te halen.” Vervolgens draaide Tom zich naar Thijs toe. “Zeg jongen, hoe heet je?” “Thijs” prevelde hij voorzichtig. “Okey Thijs, nu ga je goed naar me luisteren. Ik heb je hulp nodig. We gaan samen Nienke helpen.” Terwijl Tom zijn woorden met nadruk uitspreekt begint Thijs weer bij zijn positieven te komen. Langzaamaan beseft hij dat hij wel kan helpen. En de woorden van Tom beginnen verder tot hem door te dringen.
“Okey, Thijs, jij pakt de achterkant van de fiets, dan pak ik het stuur. Ik tel tot drie en dan gaan we voorzichtig de fiets wegtrekken.” Terwijl Thijs naar de andere kant van de fiets loopt en de achterkant beet pakt praat Tom tegen Nienke en pakt hij het stuur vast. “Okey Nienke, ik ga tot drie tellen, het kan een beetje pijn doen, maar je fiets moet van je af. Probeer jij ondertussen je linker been een beetje op te tillen. Zo kunnen wij de fiets van tussen je benen trekken.” Vervolgens draaide Tom zich weer naar Thijs. “Okey opgelet, daar gaat ie, een… twee… drie… voorzichtig nu.”
Met wat gekreun van Nienke, kregen Thijs en Tom het toch voor elkaar om de fiets weg te tillen. Hierna legden ze hem een eindje verder in het gras. Vervolgens knielden ze beide bij Nienke neer. Thijs aan haar linkerkant en Tom aan de kant van het pijnlijke been. Voorzichtig begon hij het been te onderzoeken, zonder al te veel aan te raken. Hij zag dat er een fikse scheur in de broek met veel, maar daarnaast lag Nienke’s been ook in een rare houding. Vervolgens zei hij tegen Thijs: “Jij blijft tegen Nienke praten, terwijl ik een ambulance bel.” Terwijl hij sneeuw tegen het been van Nienke aan duwde voor steun en de voet vast legde, ook met sneeuw zei hij “Zo Nienke, je fiets is van je been. Zorg dat je bij bewustzijn blijft, terwijl ik 1-1-2 bel, Thijs zal tegen je blijven praten.”
Vervolgens stond Tom op en liep tot net buiten gehoorsafstand. Daar belde hij 1-1-2. Ondertussen bleef Thijs met Nienke praten, hij was niet meer in paniek. Na een paar minuten kwam Tom al terug gelopen. “De ambulance komt hier naar toe, ze zullen er zo wel zijn. Ondertussen kun jij, Thijs, naar het huis lopen aan de voet van de dijk, en daar naar een deken vragen. Vertel maar wat er gebeurd is. Het is belangrijk, een wollen deken, anders heeft Nienke het straks heel erg koud en dat kan gevaarlijk worden.”
Thijs deed gelijk wat Tom van hem gevraagd had. Glibberend liep hij richting het dijkpad om van de dijk af te gaan. Snel liep hij naar het eerste huis dat hij tegen kwam. Daar belde hij aan en deed het verhaal. Onmiddellijk liep de vrouw die open gedaan had de trap op en kwam na een paar tellen terug met een wollen deken. “Hier jongen, loop maar snel terug. Dan doe ik ondertussen mijn schoenen en jas aan en kom achter je aan.” Snel bedankte Thijs de vrouw en liep terug richting de dijk.
Terug op de dijk gaf hij de deken aan Tom. En terwijl Tom de deken rondom Nienke sloeg kwam de vrouw van het huis van onderaan de dijk aangelopen. “Kan ik nog iets betekenen?” vroeg ze aan Tom. “Jazeker, zou u naar de Dijkstraat kunnen lopen en daar de ambulance kunnen opvangen. Zo kunnen ze snel en makkelijk naar ons toe.” “Maar natuurlijk.” Al snel nadat de vrouw zich omgekeerd had en terug de dijk afgelopen was klonk er al een sirene.
Ondertussen had Nienke nog wel even snel haar ouders kunnen bellen, om te vertellen wat er gebeurd was. Zij zouden direct naar het ziekenhuis komen en haar daar opwachten. De vrouw keerde dan ook vrij snel weer terug samen met ambulance personeel. Het ambulance personeel begon gelijk met Nienke te helpen. Ze kreeg een isolatie deken om zich heen om haar warm te houden en ze begonnen haar been te ondersteunen, zodat deze niet meer zo’n pijn zou doen. Al snel werd ze op een brancard getild en naar de ambulance gebracht. De ambulance broerders bedankten Thijs en Tom voor hen goede optreden en vervolgens werd Nienke met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
Voordat Thijs afscheid nam van Tom wilde hij wel weten waar Tom alles geleerd had. Hij was tenslotte zo kalm gebleven en had Nienke goed geholpen. Dus hij vroeg het aan Tom. Tom antwoordde “Dat heb ik allemaal geleerd bij de reddingsbrigade. Als je wilt kun je ook lid worden bij onze reddingsbrigade.” “Wat houdt dit dan allemaal in?” wilde Thijs weten. “Nou je zwemt een avond in de week, en dan leer je zwemmend redden, en als je dan oud genoeg bent, leer je ook EHBO, dat staat voor Eerste Hulp Bij Ongevallen. En kun je nog veel meer zoals het bewaken van evenementen, leren varend redden of je gaat in allerlei commissies die leuke dingen of belangrijke dingen regelen voor de vereniging.”
Terwijl Tom dit allemaal vertelde werden Thijs zijn ogen steeds groter. “Zo dat zou ik echt wel willen!” riep hij uit toen Tom klaar was met vertellen. “Nou dat kan, dan moet je samen met je ouders maar eens een keertje bij mij op de reddingsbrigade komen kijken. We trainen altijd op vrijdagavond vanaf 17:30 uur in het zwembad hier in het dorp.” “Wow wanneer kan ik dan komen kijken?” “Aanstaande vrijdag kan je zo langskomen, lijkt dat je wat?” “Ja, gaaf, ik ga het thuis gelijk aan mijn ouders vragen. Ik zie je dan!” “Ja tot dan.” zei Tom. Vervolgens gingen ze uit elkaar.
En Thijs hield woord, thuis vertelde hij alles aan zijn ouders, en ook dat hij bij de reddingsbrigade wilde. Zo geschiedde het dat op de eerste zwemavond van het nieuwe jaar Thijs Tom terug zag in het zwembad. Die avond mocht Thijs meteen meezwemmen voor het eerste zwemmend redden brevet Junior Redder 1. Hij leerde de eerste dingen die te maken hebben met zelfredding. Het begin van zijn reddingsbrigade carrière was begonnen!